Helicopter

Tenzij anders aangegeven bij de beschrijving van de figuren stellen kandidaat en helper zich circa 5m buiten het helivierkant op; de examencommissie stelt zich daar weer 5m achter op.
Tenzij bij de beschrijving van het figuur anders aangegeven worden alle figuren uitgevoerd met de neus van het model in de wind.

Heli-vierkant:
Bij de afmetingen van het heli-vierkant mag worden gekozen uit twee varianten: óf het helivierkant heeft de vaste afmeting van 10x10m met een landingscirkel van 1m diameter, óf het vierkant wordt aangepast aan de rotordiameter van de heli waarmee wordt gevlogen. De lengte van een zijde van het vierkant wordt in het laatste geval vastgesteld op 10x de rotordiameter van de heli, de landingscirkel is dan 1x de rotordiameter.
Deze keuze wordt gemaakt door de instructeur in samenspraak met de cursist, de examinatoren dienen de keuze te respecteren. De hover figuren worden gevlogen op een constante hoogte. De hoogte wordt tijdens de instructie vastgesteld door de instructeur in samenspraak met de cursist. In principe geldt een minimale hover hoogte van 0,5x de rotordiameter en een maximale hover hoogte van 1,5x de rotordiameter. Voor aanvang van de brevetvlucht worden de examinatoren van de te vliegen hover hoogte in kennis gesteld.
geldt dat:

  •  alle hover figuren worden gevlogen met de neus van het model in de wind
    (behalve de cirkel om de piloot)
  • alle hieronder beschreven figuren mogen ook gespiegeld worden gevlogen,
    dat wil zeggen de zweefvlucht links-rechts mag ook als zweefvlucht
    rechts-links worden uitgevoerd, de zweefvlucht figuur M mag ook
    rechtsom worden uitgevoerd etc…
  • De volgorde van de figuren is zodanig gekozen dat het op- en aftoeren
    beperkt blijft tot 2 keer en er slechts éénmaal het model verplaatst hoeft
    te worden

Figuur 1 Start en (2.) zweefvlucht zijwaarts links / rechts

  • Na het opstijgen vanuit de landingscirkel tot hover hoogte wordt circa 2
    seconden gepauzeerd.
  • Vervolgens wordt de zijdelingse zweefvlucht tot boven de linker
    vierkantzijde uitgevoerd.
  • Hier wordt circa 2 seconden gepauzeerd.
  • Vervolgens wordt de zweefvlucht tot boven de rechter vierkantzijde
    uitgevoerd.
  • Hier wordt wederom circa 2 seconden gepauzeerd.
    · Hierna volgt de zweefvlucht tot boven de landingscirkel.
    · Hier wordt weer circa 2 seconden gepauzeerd.
    · Vervolgens wordt het model in de landingscirkel neergezet.

Een onvoldoende wordt gegeven indien:

  • het opstijgen en landen ruw verloopt en/of de neus sterk van richting
    verandert
  • opstijgen en landen niet verticaal gebeurt
  • model van hoogte, richting of snelheid verandert tijdens de horizontale
    vlucht
  • de kandidaat er niet in slaagt het model boven de stoppunten stil te
    hangen

Figuur 3 Zweefvlucht diagonaal. Voor- en achteruit

  • Na het opstijgen vanuit de landingscirkel tot hover hoogte wordt circa 2
    seconden gepauzeerd.
  • Vervolgens wordt de diagonale zweefvlucht tot boven de voorste linker
    hoekpunt uitgevoerd.
  • Hier wordt circa 2 seconden gepauzeerd.
  • Vervolgens wordt de zweefvlucht tot boven de achterste rechter
    hoekpunt uitgevoerd.
  • Hier wordt wederom circa 2 seconden gepauzeerd.
  • Hierna volgt de zweefvlucht tot boven de landingscirkel.
  • Hier wordt weer circa 2 seconden gepauzeerd.
  • Vervolgens wordt het model in de landingscirkel neergezet.

Een onvoldoende wordt gegeven indien:

  • het opstijgen en landen ruw verloopt en/of de neus sterk van richting
    verandert
  • opstijgen en landen niet verticaal gebeurt
    · model van hoogte, richting of snelheid verandert tijdens de horizontale
    vlucht
  • de kandidaat er niet in slaagt het model boven de stoppunten stil te
    hangen

Figuur 4 Zweefvlucht figuur M (Hovering M)

  • Na het opstijgen vanuit de landingscirkel tot hover hoogte wordt circa 2
    seconden gepauzeerd.
  • Vervolgens wordt de diagonale zweefvlucht tot boven het achterste
    linker hoekpunt uitgevoerd.
  • Hier wordt circa 2 seconden gepauzeerd.
  • Vervolgens wordt de voorwaartse zweefvlucht tot boven het voorste
    linker hoekpunt uitgevoerd.
  • Hier wordt circa 2 seconden gepauzeerd.
  • Vervolgens wordt de zijdelingse zweefvlucht tot boven het voorste
    rechter hoekpunt.
  • Hier wordt circa 2 seconden gepauzeerd.
  • Vervolgens wordt de achterwaartse zweefvlucht tot boven het achterste
    rechter hoekpunt.
  • Hier wordt circa 2 seconden gepauzeerd.
  • Vervolgens wordt de diagonale zweefvlucht tot boven de landingscirkel
    uitgevoerd.
  • Hier wordt circa 2 seconden gepauzeerd.
  • Vervolgens wordt het model in de landingscirkel neergezet.

Een onvoldoende wordt gegeven indien:

  •  het opstijgen en landen ruw verloopt en/of de neus sterk van richting
    verandert
  • opstijgen en landen niet verticaal gebeurt
  • model van hoogte of snelheid verandert tijdens de horizontale vlucht
  • de kandidaat er niet in slaagt het model boven de stoppunten stil te
    hangen

Figuur 5 Geschoven horizontale acht

  •  Na het opstijgen vanuit de landingscirkel tot hover hoogte wordt circa 2
    seconden gepauzeerd
  • Vervolgens wordt zonder onderbrekingen horizontale geschoven acht
    uitgevoerd waarbij de neus in de vliegrichting blijft waarmee het figuur
    Brevetreglement FLRCV 2017 Pagina 18
    is begonnen.
  • Via het achterste linker hoekpunt wordt het vierkant verlaten om via
    het voorste linker hoekpunt in het vierkant terug te keren.
  • Via het beginpunt wordt de acht voortgezet waarna via het achterste
    rechter hoekpunt het vierkant weer wordt verlaten om via het voorste
    rechter hoekpunt het vierkant weer binnen te vliegen tot boven de
    landingscirkel. Hier wordt circa 2 seconden gepauzeerd.
  • Vervolgens wordt het model in de landingscirkel geland.

Een onvoldoende wordt gegeven indien:

  •  het opstijgen en landen ruw verloopt en/of de neus sterk van richting
    verandert
  • opstijgen en landen niet verticaal gebeurt
  • de kandidaat er niet in slaagt het model boven de stoppunten stil te
    hangen
  • de cirkels niet rond/gelijk aan elkaar zijn, of niet over de hoekpunten
    gevlogen worden

Figuur 6 Cirkel (geschoven of gevlogen)

  • De kandidaat plaatst het model (c.q. laat het plaatsen door de helper)
    in het midden op de overliggende zijde van het heli vierkant.
  • Hierna nemen kandidaat, helper en jury plaats in de landingscirkel
    indien om de piloot gevlogen gaat worden.
  • Na het opstijgen tot hover hoogte wordt circa 2 seconden gepauzeerd.
  •  Vervolgens wordt zonder onderbrekingen een horizontale geschoven of gevlogen cirkel al dan niet om de piloot uitgevoerd waarbij de staart van het model naar de landingscirkel blijft wijzen. Na het voltooien van
    de cirkel hangt het model weer boven de uitgangspositie.
  • Hier wordt circa 2 seconden gepauzeerd
  • Vervolgens wordt het model in het midden van de overliggende zijde
    van het heli vierkant geland.

Een onvoldoende wordt gegeven indien:

  • het opstijgen en landen ruw verloopt en/of de neus sterk van richting
    verandert
  • opstijgen en landen niet verticaal gebeurt
  • model van hoogte of snelheid verandert tijdens de horizontale vlucht
  • de kandidaat er niet in slaagt het model boven de stoppunten stil te
    hangen
  • de geschoven of gevlogen cirkel niet rond is of niet raakt aan de
    vierkantszijden raakt.

Figuur 7 Gevlogen stijgvlucht en daalvlucht met landing in de cirkel

  • Na het opstijgen vanuit de landingscirkel tot hover hoogte wordt circa 2
    seconden gepauzeerd
  • Hierna volgt een stijgvlucht tot een virtueel punt op circa 10m hoogte
    en circa 10m links of rechts buiten het helivierkant.
  • Tijdens de stijgvlucht draait het model circa 45º in de richting van het
    virtuele punt.
  • Na het bereiken van het virtuele punt draait het model circa 45º om de
    verticale as in tegengestelde richting om weer met de neus in de wind
    te komen.
  • Hierna wordt de daalvlucht ingezet van het virtuele punt terug naar de
    landingscirkel.
  • Tijdens de daalvlucht draait het model circa 45º in de richting van de
    Brevetreglement FLRCV 2017 Pagina 19
    landingscirkel.
  • Zodra hover hoogte is bereikt wordt 2 seconden gepauzeerd.
  • Vervolgens draait het model nogmaals circa 45º om de verticale as om
    weer in uitgangspositie te komen. Hierna wordt het model in de
    landingscirkel geland.

Een onvoldoende wordt gegeven indien:

  • het opstijgen en landen ruw verloopt en/of de neus sterk van richting
    verandert
  • opstijgen en landen niet verticaal gebeurt
  • de kandidaat er niet in slaagt het model boven de stoppunten stil te
    hangen
  • stijglijn en daallijn niet samen vallen.

Download hier de brevetregeling (Federatie) (Brevet C)